Tussen 14.000 en 8000 voor Christus zwierven er jagers door het gebied wat wij nu Nederland noemen. Hun voornaamste prooidier was het rendier. Daarom noemen wij deze mensen de rendierjagers.
Rendieren leven rond de poolcirkel. Maar tussen 70.000 en 8000 v. Chr. was Europa in de greep van
de laatste (Saale) ijstijd. Het ijs van de Noordpool bedekte toen grote delen van Noord-Europa.
Nederland was toen een kale zandvlakte waar ijzige winden vrij spel hadden.
Aan het einde van de ijstijd (14.000 v Chr.) werd het steeds warmer. Nederland veranderde toen in
een uitgestrekte toendra. Een toendra die zich uitstrekte van Polen tot Engeland. Ook de Noordzee.
Want de Noordzee was tijdens de ijstijd drooggevallen en Nederland en Engeland waren met elkaar
verbonden. In deze toendra was de bodem altijd bevroren.
Steentijd
In de steentijd kon het in onze streken ijskoud zijn. Soms was ons land zelfs bedekt met ijs. We noemen dat een ijstijd. Er leefden hier mammoeten en rendieren. Om aan voedsel te komen waren deze dieren verplicht lange tochten te maken van soms wel duizenden kilometer. Ook de mensen maakten lange tochten naar plekken waar deze dieren langskwamen. Toen het na de ijstijd warmer werd, groeide ons land vol met bossen. De rendieren trokken weg naar koudere streken en andere dieren kwamen in de plaats. In de bossen was allerlei voedsel te vinden dat de mensen verzamelden. Op een dag kwamen er vanuit het zuiden boeren in ons land wonen. In plaats van op dieren te jagen, hadden zij dieren getemd. Zo hadden ze vlees, huiden en melk altijd bij de hand. De boeren gingen op een vaste plek wonen in tenten en hutten.
Heel lang geleden woonden er al mensen in de omgeving van Slochteren. Dat weten wij omdat deze vroege bewoners sporen van hun verblijf hebben achtergelaten.
Heel vroeger kwamen de rendierjagers in deze omgeving wonen. Zij trokken achter de rendieren aan want zij zorgden voor vlees en de huid werd als kleding gebruikt. Deze jagers maakten gebruik van vuursteen. Vuursteen heeft enkele bijzondere eigenschappen; het is hard, sterk en goed scherp te maken.
De rendierjagers leerden om van vuursteen allerlei gebruiksvoorwerpen te maken zoals pijl- en speerpunten, schrapers, krombekstekers, klingen, stekers enz.
Het belangrijkste gereedschap was toch wel de vuistbijl. In het museum zijn werktuigen uit de oude steentijd te zien.